Geborgenheid

Hooglied 2:14 Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrots, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk.
Psalm 68:7
Gelijk een duif, door ‘t zilverwit,
En ‘t goud, dat op haar veed’ren zit,
Bij ‘t licht der zonnestralen
Ver boven and’re voog’len pronkt,
Zult gij, door ‘t Godd’lijk oog belonkt,
Weer met uw schoonheid pralen.
Wanneer Gods onweerstaanb’re hand
De vorsten uit het ganse land
Verstrooid had en verdreven,
Ontving zijn erfdeel eed’ler schoon,
Dan sneeuw, hoe wit zij zich vertoon’,
Aan Salmon ooit kon geven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *