Psalm 95 spreekt over Gods majesteit in de natuur
Over het koningschap van God
Over hoogten en diepten, de dichter verwondert zich
In God, zijn Schepper
God riep David, van achter de zogende schapen deed Hij hem komen
De herder overziet de kudde hij kent ze alle
Maar in het bijzonder dat verzwakte
Dat koppige schaap
Wat steeds weg wil lopen
Weg van de kudde weg van de meester
De herder heeft het zo lief
Het schaap heeft een koord aan zijn hals
Zo word hij geleid en gevoerd
In de stilte van de vlaktes
In hoogten en diepten
Langs de afgronden
De herder heeft het liever dan de negenenegentig
Zo roept de Heere zijn ellendige toe:
‘Vrees niet, gij klein kuddeken’
Hij als een schaap ten slachting geleid
Opdat wij nog van bokken
Schapen kunnen worden