Psalm 40 en psalm 69

Psalm 40 vers 1 (berijmd)
Heb lang den Heer’ in mijnen druk verwacht,
En Hij heeft zich tot mij geneigd.
Ik riep, door nood op nood bedreigd,
Hij gaf gehoor aan mijne jammerklacht.
Mij, in den kuil verzonken,
Mij heeft Hij hulp geschonken,
Gevoerd uit moddrig slijk;
Mij op een rots gezet,
Waar ik, met vasten tred,
Die jammerkolk ontwijk.

Psalm 69 vers 1 en 14 (berijmd)

God, verlos en red mij uit den nood;
De waatren zijn tot aan de ziel gekomen;
Ik zink in ‘t slijk; ik voel mij overstromen;
Ik ga te grond’ ; de vloed is mij te groot;
Ik roep mij moe in dezen jammerstaat.
Mijn keel is hees, zij is van droogt’ ontsteken;
En daar ik hoop op God, mijn toeverlaat,
Schrei ik mij blind; mijn ogen zijn bezweken.

Gij, hemel, aard’ en zee, vermeldt Gods lof;
Laat al wat leeft Zijn trouw en goedheid prijzen;
Want God zal aan Zijn Sion hulp bewijzen,
En Judas steen herbouwen uit het stof.
Daar zal Zijn volk weer wonen naar Zijn raad,
God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen;
Daar zullen zij, Gods knechten met hun zaad,
Zij, die Zijn Naam beminnen, erf’lijk wonen.

Een gedachte over “Psalm 40 en psalm 69

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *