Psalm 32

Maar toen ik u mijn zonden had beleden, en niets verzweeg van al mijn overtreden, maar sprak,’t is schuld, die ik mijn God belijd, vergaf U al mijn ongerechtigheid. Dit geeft de heiligen, Uw duurbeminden, aanbiddensstof, als zij Uw goedheid vinden; ja, in een vloed van water en geweld hebt U hen veilig op een rots gesteld.

vers 4

U, HEERE, bent mijn Troost in bange tijden, een Schuilplaats, een Verberging voor het lijden. U geeft dat mij het lofgezang omringt, daar ieder reeds van mijn bevrijding zingt. Ik zal, o mens, u leren hoe te hand’len; ook wijs Ik u de weg, die gij zult wand’len. Ik leid u door Mijn onderricht en raad, terwijl Mijn oog u zorgzaam gadeslaat.

Vers 5

Wees niet gelijk een paard of muildier; beide zal men om domheid onder dwang geleiden. Hun wil wordt slechts beteugeld door geweld. Wacht u dat u zich God niet tegen stelt, want goddelozen staat veel smart te wachten, maar wie op God vertrouwt, krijgt nieuwe krachten. Hij zal gewis, hoe ook zijn lichaam lijdt, omringd zijn door Gods goedertierenheid.

Berijming: ds. C.J. Meeuse

2 gedachten over “Psalm 32

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *