Voor de kerk word het Pinksteren (de vijanden zijn uitgebeeld in leeuwen die gebonden zitten aan ketenen) Hij verzegeld Zijn belofte in Zijn erlendigen, door Zijn Pinkster Geest Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u! Hij de Rechter van de aarde, en hier Aanbiddend voor Zijn troon
Psalm 34 vers 5 (onberijmd)
Vreest, vreest Hem t’ allen tijd’,
Gij, heiligen, daar g’ ondervindt,
Dat hij, die God vreest en bemint,
Gebrek noch schade lijdt.
In honger komt noch moed,
Noch kracht den jongen leeuw te baat,
Maar die den HEER zoekt vroeg en laat,
Mist nimmer ‘t nodig goed.