‘Een korte Psalm, die bijna helemaal in Psalm 40 staat (vanaf vers 14). Opmerkelijk vind ik in deze Psalm dat David – terwijl hij heel erg in nood is – voor anderen bidt (vers 5): “Laten in U vrolijk en verblijd zijn allen die U zoeken. Laten de liefhebbers van Uw heil gedurig zeggen: God zij groot gemaakt!”
Onbegrijpelijk, vind je niet? David heeft zelfs in deze zeer benarde situatie nog tijd en gelegenheid om te bidden voor anderen. Hij denkt niet alleen aan zichzelf, maar hij heeft het welzijn van zijn naaste op het oog. Hij denkt aan het lot van de gemeente van Christus en aan de omstandigheden waarin de kinderen van God verkeren.’
Ds. W. Pieters
Daal haastig ter verlossing neer,
O God, en red mij uit gevaren,
Uit angsten, die mijn ziel bezwaren;
Spoed U te mijner hulp, o HEER!
Laat allen, die mijn ziel belagen,
Beschaamd en schaamrood van mij vliên;
Laat, die met vreugd mijn rampen zien,
In hunne wensen nimmer slagen.
Mooi hoor.
Als anderen voor je bidden, helpt dat ook.