Psalm 131

In deze psalm vertelt David over zichzelf. Hij zegt dat hij niet hoogmoedig is. Dit kun je alleen dán eerlijk zeggen, als God je ootmoedig heeft gemaakt. David beantwoordde zo aan de eisen van een God-welgevallige koning, zoals we in Deuteronomium 17 vers 20 kunnen lezen: “Laat zijn hart zich niet verheffen boven zijn broeders.”

Wanneer je met deze psalm kunt getuigen in je gebed: “Heere, mijn hart is niet verheven”, dan past de wonderlijk-rijke belofte van Jesaja 57 vers 15 bij jou: “Zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en het heilige, en bij die, die van een verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend maak de geest van de nederigen, en opdat Ik levend maak het hart van de verbrijzelden.”


God heeft een hekel / gruwel aan trots. Hij heeft Israël in de woestijntijd meermalen nadrukkelijk duidelijk gemaakt dat ze geen enkele reden hadden om trots te zijn, en Hij laat ook ons in Zijn Woord slag over slag weten dat hoogmoed absoluut niet bij ons past. We zijn niets, we hebben niets, we kunnen niets en we weten niets, dan alleen voor zover God het ons geeft. Denk aan de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar. Jezus sluit dit verhaal in Lukas 18 in vers 14 af met de woorden: “Een ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, en die zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.” Dit sluit naadloos aan bij wat we in hoofdstuk 16 vers 15 lezen: “God kent uw harten. Want wat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God.”


Hoe worden wij van hoogmoedige adamskinderen die allemaal net als onze stamvader als God willen zijn, ootmoedige christenen? Door zelfkennis in de spiegel van Gods heilige wet en door leerling te worden op Jezus’ school. Hij zegt (Mattheüs 11 vers 29): “Leer van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart.”


Mattheüs 18 vers 1-3 vertelt dat de discipelen bij Jezus kwamen en Hem vroegen wie toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen zou zijn. Jezus nam een kind en stelde dat in het midden van hen en zei: “Als jullie je niet veranderen, en worden als de kinderen [net als David in deze Psalm], dan zullen jullie in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.”


Dat Israël zijn heil verwacht
Van ’s HEEREN wond’re trouw en macht
En van Zijn goedertierenheid
Van nu aan tot in eeuwigheid.


ds. W. Pieters

Een gedachte over “Psalm 131

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *